Museum De Lakenhal

Sinds 1874 is museum de lakenhal gevestigd in de oude ‘laecken-halle’ in leiden. Het door arent van ’s-gravensande in 1640 ontworpen gebouw, was ooit het bruisende centrum van de lakennijverheid en de internationale lakenhandel.

Museum De Lakenhal
Museum De Lakenhal

Bij laken moeten we niet denken aan lakens zoals we die nu kennen, maar aan wollen stoffen. Deze werden eerst geweven en vervolgens vervilt, waardoor de stof warmer is dan geweven stoffen en sterker dan vilt. De lakennijverheid komt na 1400 in met name Leiden pas echt tot bloei. Dat kwam omdat hier voor het eerst het complexe productieproces niet meer binnen één bedrijf plaatsvond, maar volgens een strikte taakverdeling, waarbij in diverse stappen halffabricaten werden geproduceerd. Het gehele productieproces stond onder strenge controle van het bestuur, bestaande uit gouverneurs. Zo keurden staalmeesters de balen stof van de lakenhandelaren en bevestigden hier een keurmerk aan; een loden zegel. Zo werd een constante hoge kwaliteit van het laken bereikt, waardoor Leids laken zeer gewild was en zelfs in Amerika, Indonesië en Zuid-Afrika terechtkwam.

Aan de Oude Singel verrijst in 1640 een gebouw dat bestaat uit een middengedeelte, een corps de logis, met vleugels aan de voor- en achterzijde. De vleugels aan de voorzijde hebben op de begane grond een open galerij, zodat ook bij slecht weer het laken bij daglicht gekeurd kon worden. Op de gevel zijn talrijke afbeeldingen die verwijzen naar de lakennijverheid. Zo laten vijf reliëfs de verschillende fasen van de wolverwerking zien en staat boven de later gebouwde toegangspoort een volmolen. Het is gebouwd in de toen dominante stijl van het Hollands Classicisme waarin maat, orde en proportie bepalend zijn.

Na 1800 neemt de nijverheid af om plaats te maken voor de industriële textielproductie. De Lakenhal verliest in 1823 haar centrale functie en doet vervolgens dienst als cholera-ziekenhuis en vergaderruimte. Dankzij de textielindustrie groeit de stad, maar noodgedwongen binnen de singels, de toenmalige gemeentegrenzen. Er is ruimte nodig voor fabrieken en infrastructuur en veel panden en stadspoorten worden gesloopt. Om toch iets van het cultuur-historisch erfgoed te bewaren wordt in 1866 de ‘Commissie voor de bewaring van voorwerpen, van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst’ opgericht, die voor de stadscollectie moet zorgen. De al bestaande collectie schilderijen, historische voorwerpen en wapens van de gemeente wordt dan aangevuld met bouwfragmenten van gesloopte poorten en panden. Op 1 mei 1874 wordt de Lakenhal opengesteld als ‘museum van voorwerpen van oudheid- en geschiedkundig karakter’. In het gebouw zelf worden allerlei historische voorwerpen verwerkt, zoals een poort van de woning van burgemeester Van der Werf, bekend van het Leids Ontzet (1574).

Al snel ontstaat ruimtegebrek en in 1889 ontwerpt D.E.C. Knuttel een nieuwe grote zaal achter het hoofdgebouw, de Harteveltzaal (1890). In 1921 schenken de gebroeders Pape hun kunstcollectie aan het museum en zorgen zelfs voor een aanbouw met entree aan de Lange Scheistraat; de Papevleugel, ontworpen door W.A. Lensvelt. Rond 1930 vindt een ingrijpende restauratie plaats. Uiteindelijk is alleen van de Gouverneurskamer nog de oorspronkelijk indeling bewaard gebleven, maar ontbreekt de afscheidingswand met de Grote Pers, de historische zaal op de eerste verdieping. Van het interieur is alleen de schouw nog origineel. Andere belangrijke ruimten zijn de Staalmeesterskamer en de Bierbrouwerskamer. Tot de collectie behoren werken van Lucas van Leyden, Rembrandt van Rijn, Jan Steen, Theo van Doesburg en Jan Wolkers.

Het museum staat opnieuw voor een omvangrijke restauratie én uitbreiding die in 2014 moet beginnen. De restauratie omvat het 17e eeuwse pand, inclusief voorplein. De uitbreiding bevat een nieuw pand met een duidelijk 21e eeuwse uitstraling van circa 2.500 vierkantemeter. Genoeg voor een tentoonstellingszaal en een publiekszaal voor openingen, lezingen en verhuur. ‘Ik wil geen ‘knopjesmuseum’ worden, vertelt directeur Meta Knol, ‘maar digitale middelen kunnen wel bijdragen aan de beleving van bezoekers. Museumbezoek moet een totaalervaring zijn en niet alleen maar een eenrichtingsverkeer van informatie richting bezoeker. Het museum toont drie hoofdthema’s die bepalend zijn voor de identiteit van de stad: Leidens Ontzet, de universiteit en de lakennijverheid en textielindustrie. Daarnaast laten we kunstnijverheid en beeldende kunst zien. Enerzijds zijn we een klassiek, stijlvol museum, anderzijds ook eigentijds en avontuurlijk: we noemen ons wel het ‘brutale zusje’ van het Rijksmuseum.’